Lex Frisionum
Toelichting bij de tekst en vertaling


Tekst en vertaling

De volledige tekst van Lex Frisionum die hieronder is weergegeven is gebaseerd op de transcriptie van Herold uit 1557. Deze is in facsimile uitgegeven door Siems (1980).

De volgorde van titels en artikelen in Herold’s versie is hier aangehouden, met uitzondering van de oordelen van Wlemar die Herold per abuis in de Lex Thuringorum heeft opgenomen: die zijn hier geplaatst aan het eind van Additio III, na de andere artikelen van Wlemar. De nummers (hier in de linker kolom weergegeven) stonden waarschijnlijk niet in de oorspronkelijke Lex, maar zijn door Herold toegevoegd.

De tweede kolom geeft de Latijnse tekst. Hier is Herold letterlijk gevolgd voor wat betreft hoofdletters, weergave van getallen en cursiveringen. De meeste cursiveringen betreffen uitzonderingsbepalingen voor West- en Oost-Frisia. In de uitgave van Eckhardt & Eckhardt (1982) zijn werkwoorden en andere termen die Herold verkort weergaf volledig uitgeschreven. Bovendien zijn enkele kleine schrijffouten van Herold gecorrigeerd. De volledige en verbeterde schrijfwijzen van Eckhardt & Eckhardt zijn hier overgenomen.

De derde kolom geeft de vertaling in het Nederlands (door Kees Nieuwenhuijsen). Alle boetebedragen zijn numeriek weergegeven (ongeacht de oorspronkelijke weergave); alle andere aantallen zijn weergegeven overeenkomstig het Latijnse origineel. Ter verduidelijking zijn soms woorden tussengevoegd [tussen rechte haken]. Germaanse termen zijn onvertaald en cursief weergegeven, eventueel gevolgd door een vertaling in modern Nederlands [tussen rechte haken].

In de vierde kolom zijn de bedragen (boetes en weergelden) omgerekend naar zilveren penningen, en zijn opmerkingen van de vertaler geplaatst

Boetebedragen

De boetebedragen in de Lex Frisionum zijn op het eerste gezicht verwarrend. Zo is er een artikel dat zegt dat het afslaan van de neus (van een vrije man) met 24 solidi wordt beboet (Titel XXII: 10), terwijl een ander artikel op hetzelfde vergrijp een boete van meer dan 60 solidi zet (Add. III: 10). Dat laatste bedrag is hoger dan het weergeld van een vrije man (50 of 53 solidi, zie Titel I).
Die ogenschijnlijke tegenspraak komt doordat de bedragen in de Lex gebaseerd zijn op meerdere verschillende geldsystemen. Er zijn twee soorten solidi: de gouden solidus en de nieuwere zilveren solidus. Daarnaast specificeert de Lex bedragen een enkele keer in ponden en onzen, soms wordt onderscheid gemaakt tussen ‘oud’ en ‘nieuw’ geld en eenmaal is er sprake van Friese penningen.

In vroeg-middeleeuws Frisia hanteerde men aanvankelijk Merovingische gouden munten. Er waren gouden solidi en kleinere gouden munten, de denarii, ook wel tremisses genoemd. Een solidus was gelijk aan 3 denarii. De gouden solidus verdween tegen het eind van de 6e eeuw, en in de loop van de 7e eeuw verdween ook de gouden denarius. In plaats daarvan kwam de nieuwe zilveren solidus in omloop, in het Germaans schelling ('scillinc'), die eenzelfde waarde had als de gouden denarius: elke schelling was gelijk aan 12 zilveren penningen. Die zilveren penningen waren de feitelijke munten waarmee de Friezen dagelijks handelden. Ze hadden een gewicht van 1,3 gram per stuk.
Kort samengevat: de oude solidus was gelijk aan 36 zilveren penningen, de nieuwe solidus was 12 zilveren penningen waard (Henstra, 1999, p. 48 e.v.).
Ten tijde van de optekening van de Lex Frisionum waren de gouden munten waren weliswaar al lang niet meer in omloop, maar ze fungeerden nog wel als rekeneenheid. Dit is vergelijkbaar met de situatie in Europa, waar in 2002 de Euro als officiële munt werd ingevoerd, maar waar de mensen in de jaren nadien in hun hoofd nog steeds in oude guldens of Duitse marken rekenden.

In het grootste deel van de Lex Frisionum lijkt het oude systeem met gouden solidi te worden gehanteerd. Deze veronderstelling berust op het feit dat de weergelden die de Lex in het begin noemt opmerkelijk laag zijn. Andere Germaanse wetten hanteren voor een vrije man bedragen die een factor 3 hoger liggen. De oude gouden solidus was drie maal zoveel waard als de latere zilveren solidus. De Friese weergelden (uitgedrukt in gouden solidi) zouden dan toch vergelijkbaar zijn met die bij andere Germaanse volkeren (uitgedrukt in zilveren solidi) (Siems, 1980, p. 281 e.v.; Henstra, 1999, p. 44, 279 e.v.).
Echter, in enkele gevallen moeten we de term ‘solidus’ lezen als ‘zilveren solidus’. Zo zijn in het wondregister in Additio III (vanaf artikel 8) de bedragen volgens het nieuwe systeem weergegeven. Dit blijkt uit de expliciete toevoeging dat de boetes verdrievoudigd moeten worden, en uit een vergelijking met het wondregister in hoofdstuk XXII. Ook in enkele andere artikelen, verspreid door de Lex, moet het nieuwe systeem van toepassing zijn, omdat anders het boetebedrag extreem hoog zou zijn.

Een enkele maal geeft de Lex bedragen in ponden. Een pond bestond uit 240 zilveren penningen; in een pond zaten 12 onzen (Henstra, 1999, p. 54).
Wanneer de Lex spreekt van ‘oud’ en ‘nieuw geld’ wordt niet gedoeld op respectievelijk de gouden en de zilveren solidi, maar op de geldhervorming van koning Pepijn de Korte in de jaren 754/755, enkele decennia vóór de optekening van de Lex. Pepijn introduceerde een nieuwe zilveren penning die iets zwaarder was dan de Anglo-Friese zilveren penning (van 1,3 gram) die voordien door de Friezen en ook de Engelsen werd gebruikt. In numismatische kringen worden die oude penningen wel aangeduid als sceatta's (Henstra, 1999, p. 63 e.v.).
De Friese penning wordt in de Lex maar één maal genoemd. Waarschijnlijk betreft dit zilveren munten die in waarde gelijk waren aan de Anglo-Friese sceatta’s (Henstra, 1999, p. 281).

Bij de vertaling van de tekst van de Lex, staan in de kolom rechts de omrekeningen naar zilveren penningen. De omrekeningen zijn gedaan door Dr. D.J. Henstra. Ook de diverse noten betreffende boetes en omrekeningen zijn op zijn advies toegevoegd.

In het overzicht zijn de volgende afkortingen gebruikt:

GS  = gouden solidus (de oude rekeneenheid, 3,9 gram goud),
sch = schelling,
tr    = tremisse = denarius,
zp  = zilveren penning (de dagelijkse munt, 1,3 gram zilver).

Wanneer een omrekening ‘GS’ noemt, betreft het een bedrag uit het oude systeem met gouden solidi, elk overeenkomend 3 schellingen ofwel met 36 zp (zilveren penningen). Omrekeningen die geen ‘GS’ bevatten betreffen bedragen volgens het nieuwe systeem met zilveren solidi of schellingen die elk overeenkomen met 12 zp.
Uiteindelijk is elk bedrag herleid tot een aantal zp. Daarmee zijn alle bedragen direct met elkaar te vergelijken.  

Lex Frisionum
Start Pagina


Inleiding
Inhoudsopgave
Tekst en vertaling
Toelichting
Referenties
Versies
© Dr. Kees C. Nieuwenhuijsen
kees.nieuwenhuijsen@tip.nl
home page: www.keesn.nl