Kees Nieuwenhuijsen
versie 1.1, december 2005
Inleiding
De tekst op deze website heeft als officiële titel de 'Ewa, quae se ad Amorem habet' oftewel de wet, die men aan de Amor heeft. Echter, hij is beter bekend onder de naam Lex Francorum Chamavorum of kortweg de Lex Chamavorum.
Het is een Nederlandse wetstekst die rond het jaar 800 werd opgetekend, mogelijk tijdens de Rijksdag te Aken in 802/803, en in elk geval onder het bewind van keizer Karel de Grote (768 - 814) of diens opvolger Lodewijk de Vrome (814 - 840). Zij lieten in die tijd meerdere wetten van Germaanse volkeren optekenen. Aan die oorspronkelijk heidense volksrechten voegden de Frankische heersers hun eigen regelingen toe (zie Lex Frisionum, Nieuwenhuijsen, 2003).
De Ewa ad Amorem werpt enig licht op de samenleving in de Karolingische tijd, in het grensgebied tussen de Friezen, de Franken en de Saksen.
Net als in diverse andere Germaanse rechten begint de Ewa met de geldboetes voor het doden van mensen van diverse rang. Daaruit vernemen we het weergeld voor edelen, vrijen, halfvrijen en slaven. In het Amor-land namen de homines Franci een bijzondere positie in.
In tegenstelling tot Lex Frisionum gaat de Ewa ad Amorem niet uitgebreid in op alle mogelijke verwondingen die men een medemens kan toebrengen. Wel zijn er vele regelingen betreffende diefstal en over het gehoorzamen van de koninklijke bevelen. Er waren speciale regelingen voor Friese en Saksische handelaren. Niermeyer (1953) suggereerde dat die Saksen niet uit het oosten kwamen, maar dat het Britten (Angelsaksen) waren. Halbertsma (2000) trok die visie in twijfel.
Uit een van de artikelen kunnen we afleiden dat de financiële waarde van een zwaard gelijk was aan die van een paard of een slaaf, namelijk 3 maal 7 schellingen. De schellingen (solidi) in de Ewa zijn waarschijnlijk zilveren schellingen, met een waarde van 12 zilveren penningen (zoals het nieuwe geld in Lex Frisionum, zie Nieuwenhuijsen, 2003).
De Ewa spreekt expliciet over lijfstraffen: het verlies van een hand bij mijneed en de doodstraf bij herhaalde diefstal. Net als in de andere Germaanse rechten, kon men onder deze straffen uitkomen door ze af te kopen of met hulp van een meerdere die voor je instond.
Locatie
Over het gebied waarop de Ewa ad Amorem betrekking heeft is heel wat gedebatteerd. Aanvankelijk had Pertz (1835, geciteerd door Gaupp, 1855) het idee dat de wet in de buurt van Xanten moest zijn opgetekend. Gaupp (1855) bestreed dit, hij meende dat de wet afkomstig was uit het woongebied van de Chamaven, oftewel Hamaland. In moderne geografische termen is dit het oostelijk deel van de Nederlandse provincie Gelderland (inclusief het gebied rond de IJssel en het oosten van de Betuwe).
Daarom stelde hij de benaming Lex Francorum Chamavorum voor. Deze naam is door veel latere onderzoekers overgenomen.
Fruin (in een studie uit 1924, aangehaald door Niermeyer, 1953 en Halbertsma, 2000) zocht het meer naar het westen, in de huidige Alblasserwaard. De namen Groot Ammers en Ammerstol zouden verwijzen naar de rivier de Amor (of Ammor) die hier stroomde. Het zou dan om een relatief klein gebied gaan.
Niermeyer deed in 1953 een grondige analyse van alle gegevens. Volgens hem was het Amor-gebied het hele midden-nederlandse rivierengebied: de Betuwe, Maas en Waal en, naar het westen, Teisterbant. Mogelijk zouden verder naar het noorden ook de huidige provincie Utrecht tot het Amor-gebied gerekend kunnen worden.
Deze laatste visie is sindsdien niet meer aangevochten, alhoewel Algra (2000, p. 92, zonder bronvermelding) nog steeds Hamaland vermeldt.
Ik ga er, met Blok (1968) en Halbertsma (2000), van uit dat Niermeyer het dichtst bij de waarheid zit, met het midden-nederlandse rivierengebied. Luit van der Tuuk (2005 en pers. med.) meent dat Dorestad op de grens van Frisia en Amorland lag. Dan zou Amorland ten zuiden van de Rijn liggen, en zich niet, zoals Niermeyer suggereerde, uitstrekken tot in de huidige provincie Utrecht.
De naam Lex Francorum Chamavorum is in elk geval dubieus. Ik heb daarom hier verder de naam Ewa ad Amorem aangehouden.
Handschriften en transcripties
In Parijs bevinden zich twee 10e-eeuwse handschriften van de Ewa ad Amorem, het eerste afkomstig uit Metz (Paris Lat. 9654), het tweede uit Navarra (Paris Lat. 4628 A).
Van deze teksten in het Latijn heb ik drie transcripties gevonden: Gaupp (1855), Sohm (1875) en Eckhardt (1966). Gaupp meldt dat er ook nog een oudere transcriptie is, van ene Baluza, uit 1680. In Baluza's tijd bevonden de beide handschriften zich al in Parijs.
In al die transcripties is de tekst gegeven van het eerste handschrift, plus de afwijkingen in het tweede handschrift. Omdat die afwijkingen gering waren, heb ik hier uitsluitend de Latijnse tekst van het eerste handschrift, uit Metz, gegeven.
Helaas heb ik geen afbeeldingen van een van de oorspronkelijke handschriften kunnen vinden.
Vertaling
Tot op heden bestond er geen vertaling van de Ewa ad Amorem in het Nederlands, het Engels of een andere moderne taal.
Het vertalen van de Ewa ad Amorem was een lastige klus, omdat de oorspronkelijke tekst, in de woorden van Niermeyer (1953, p. 165) van een 'zeer onbeholpen latiniteit' is. Met name in de complexere artikelen was het moeilijk vast te stellen wie nu precies wat ten opzichte van wie doet.
Ik heb toch een poging gewaagd, waarbij ik niet pretendeer hier de juiste of de enige juiste vertaling te geven. Ik sta graag open voor suggesties.
De studie van Niermeyer (1953) was nuttig bij het interpreteren van sommige passages. Ook heb ik veel baat gehad bij de woordenlijsten van Köbler (1999) en (meer specifiek voor deze Ewa) van Eckhardt (1966). In de Latijnse tekst komen termen voor uit het Germaans dat in de Amor-regio werd gesproken. Die termen zijn niet te vinden in een gewoon Latijns woordenboek, maar worden wel verklaard in genoemde lijsten.
Hieronder volgt een toelichting voor een aantal specifieke Latijnse en Germaanse begrippen die in de Ewa ad Amorem voorkomen.
bannus
De bannus of koningsban is de bevoegdheid van de keizer of koning om iets te gebieden of te verbieden. Deze bevoegdheid kon gemandateerd worden aan een ondergeschikte (graaf, hertog).
In de Ewa ad Amorem betreft 'bannen' het gebieden om bij een bijeenkomst bij te wonen, of het oproepen tot militaire dienst.
De term bannus wordt elders ook gebruikt voor de boete op het overtreden van een verbod of het niet opvolgen van een gebod (Algra, 2000). In de Codex Eberhardi, een 9e-eeuwse bezittingenlijst van Fulda betreffende Frisia, staan belastingen genaamd heriban en rosban (voor het grazen van paarden) (Nieuwenhuijsen, 2005, Ned. midd. bronnen).
dominicus
In de Ewa ad Amorem wordt gesproken van dominicus en van fredo dominico, waarbij niet duidelijk is of daarmee de keizer of koning zelf wordt bedoeld, of een lagere heer. In deze vertaling is, in navolging van Eckhardt (1966) gekozen voor 'koning'.
Lex Frisionum spreekt in dit verband meestal van regis, waarmee wel zeker is dat de koning wordt bedoeld (Nieuwenhuijsen, 2003).
handradum, hantradam
Per hantradem = met een handreiking (Eckhardt, 1966) of met een heilige eed (per sacramentum promissorium; Sohm, 1875).
homo Francus
Met homines Franci wordt een speciale klasse van vrije Frankische mannen aangeduid, die een drie maal hoger weergeld hadden dan de homines ingenui, de gewone Frankische vrije mannen.
Er is geopperd dat dit de oorspronkelijke oeradel uit het Amorland zou zijn. Echter, Fruin (geciteerd in Niermeyer, 1953) heeft betoogd dat het Frankische edelen waren die, na de verovering van Amorland door Karel Martel (714 - 741), hier gevestigd werden.
Hier is homo Francus vertaald met 'Frankische edelman'.
warengus
Een warengus is iemand die de bijzondere bescherming van de koning geniet. Sohm (1875) meent dit buitenlanders zijn, terwijl Blok (1968) denkt aan kooplieden en ambachtslui.
wirdira
De boete die een dief aan de benadeelde moet betalen wegens het gemis van het gestolen voorwerp gedurende het tijdsverloop tussen de diefstal en de vervanging (Niermeyer, 1953). Deze wirdira kwam bovenop de vergoeding voor het gestolene zelf.
Hier vertaald met 'overbruggingsboete'.
Referenties
- Algra, N.E.
- Oudfries recht 800-1256, Fryske Akademy, Leeuwarden, 2000.
- Blok, D.P.
- De Franken, Fibula-Van Dishoeck, Bussum, 1968.
- Eckhardt, K.A.
- Lex Ribvaria II: Text und Lex Francorum Chamavorum, Hahnsche Buchhandlung, Hannover, 1966.
- Gaupp, E. Th.
- Lex Francorum Chamavorum oder das vermeintliche Xantener Gaurecht, in het Frans vertaald en gepubliceerd als: Recherches sur la Lex Francorum Chamavorum, Revue historique de droit français et étranger vol. 1, 1855, 417 - 443.
- Halbertsma, H.
- Frieslands oudheid, Matrijs, Utrecht, 2000.
- Köbler, G.
- Liber exquisiti xenii, Lexikon frühmittelalterlicher Rechtswörter (Frühmittellateinisches Rechtswörterbuch),
www.koeblergerhard.de, 1999.
- Niermeyer, J.F.
- Het Midden-Nederlands rivierengebied in de Frankische tijd, Tijdschrift voor Geschiedenis, 66, 1953, 145 - 169.
- Nieuwenhuijsen, K.
- Lex Frisionum, www.keesn.nl/lex, 2003.
- Nieuwenhuijsen, K.
- Nederlandse middeleeuwse bronnen, home.tiscali.nl/axenhowe, 2005.
- Sohm, R.
- Lex Francorum Chamavorum, in: MGH Legum (V), Hannover, 1875, 269 - 276.
- Tuuk, L. van der
- Denen in Dorestad, in: Jaarboek Oud-Utrecht 2005, 5 - 40.
|